wat
is een korstmos | bouw | biodiversiteit | ecologie
| determineren | literatuur
Korstmossen zijn samenlevingsvormen van algen of cyanobacteriën
(blauwwieren) met een schimmel. Zo'n samenlevingsvorm heet een symbiose.
De algensoorten die in korstmossen voorkomen, kunnen ook vrij
leven. De schimmel wordt echter vrijwel nooit zonder de alg
aangetroffen.
In korstmossen leven de
schimmels van door algen aangemaakte voedingsstoffen: suikers die
ze onder invoed van licht maken van CO2 en water.
Bouwstoffen voor eiwitten en vetten -stikstof en fosfor- worden
afhankelijk van het groeitype betrokken uit het substraat (schors,
steen), uit zwevend stof uit de lucht dat zich aan het korstmos
hecht, of uit in regenwater opgeloste stoffen. Sommige soorten bevatten cyanobacterien die stikstofgas kunnen binden.
Korstmossen zijn dus afhankelijk van licht en
water. Korstmossen op bomen groeien in Europa bijvoorbeeld vooral aan de
zuidwestkant, omdat daar de grootste beschikbaarheid van licht en water is.
Het betrekken van voedsel uit
levende algen is dus een bepaalde levenswijze van de schimmel. De
meeste schimmels zijn saprotroof; ze verteren dood
materiaal.
Globaal zijn er drie vormen van het thallus (het
korstmosplantje als geheel) van korstmossen te onderscheiden:
- Korstvormige soorten:
deze zijn korrelig of glad, en liggen dicht op het
substraat.
- Bladvormige soorten
hebben een duidelijke laag-structuur: een merg (medulla)
en een schorslaag (cortex). Het merg bestaat uit losse
verweven schimmeldraden (hyfen). De schors bestaat uit
zeer dicht tegen elkaar liggende schimmeldraden met dikke wanden. Tussen
schors en merg ligt een laag met algen. De schorslaag
beschermt de rest van het korstmos tegen schadelijke UV-straling
en te sterke uitdroging.
- Struikvormige soorten
bestaan uit bundels vertakkende, bandvormige lappen die
aan één kant aan het substraat zijn vastgehecht.
- Baardmossen bestaan
uit lange, ronde draden, die op één plaats aan het
substraat vastgehecht zitten. Ook hier is een merg en
schorslaag aanwezig.
Op het thallus kunnen diverse
aanhechtings- en voortplantings-onderdelen aanwezig zijn, o.a.:
- Apotheciën: dit
zijn vruchtlichamen van de schimmel (een ascomyceet). Hierin worden de sporen gevormd (geslachtelijke
voortplanting). Bij de meeste soorten korstmossen zijn de sporen
tussen 5 en 40 micrometer lang. Je kunt ze alleen zien met een
microscoop. De sporen worden in een sporenzakje (ascus) gevormd. In een rijpe ascus zitten meestal acht sporen. In een apothecium van bijvoorbeeld Vliegenstrontjesmos zitten hooguit honderd van die sporen.
- Pycnidiën vormen
vegetatieve sporen (conidiën). Deze sporen zijn meestal klein en ovaal
of lang en draadvormig. Ze worden gevormd door afsnoering en een pycnidium kan tienduizenden sporen bevatten. Sommige soorten verspreiden zich uitsluitend met dit type sporen.
- Soralen: dit zijn
plaatsen waar de schorslaag van het thallus opengebarsten
is, en er fijne korrels van schimmeldraden met algen
worden gevormd. Deze korrels (sorediën) kunnen opnieuw
tot een korstmos uitgroeien. (vegetatieve voortplanting). Sorediën zijn 20-200 micrometer in doorsnede.
- Isidiën zijn
staafvormige uitgroeisels van het thallus die gemakkelijk
afbreken, met hetzelfde doel als de soralen. Over het algemeen zijn ze wel groter. Er zijn korstmossen die nooit sporen vormen en zich alleen met sorediën en isidiën verspreiden.
- Rhizinen bevinden
zich aan de onderzijde van het thallus en dienen voor de
aanhechting aan het substraat. Het zijn een soort
worteltjes. Ze komen alleen voor bij bladvormige
korstmossen.
Bijna alle schimmels uit de korstmossen behoren tot de
ascomyceten (zakjeszwammen). Op de hele wereld komen zon 30.000
ascomyceten voor, waarvan ruim 40% korstmossen vormt. Een
voorbeeld van ascomyceten die geen korstmossen vormen zijn de
bekerzwammen. Meer informatie over de levenscyclus van ascomyceten kun je vinden
op de Mycolog website.
In Nederland komen op het moment
zo'n 700 soorten korstmossen voor. De helft daarvan heeft
hooguit een tiental vindplaatsen bekend of gaat sterk achteruit.
Deze soorten staan op de Rode Lijst.
Er is nog maar weinig over de
verschillende soorten korstmossen bekend. Vandaar dat er, zelfs
in Nederland, nog wel eens nieuwe soorten worden beschreven.
Vooral in bepaalde door de mens beïnvloede milieus komt dit
regelmatig voor.
Veel korstmossen
zijn net als planten gebonden aan een bepaalde biotoop. De
belangrijkste verschillen in voorkomen tussen verschillende
soorten korstmossen worden bepaald door:
- Zuurgraad van het substraat
Zuur |
Gebufferd |
Schors van Eik of Den |
Schors van Iep of Wilg |
Kalkarm stuifzand |
Kalkrijk duinzand |
Graniet |
Beton |
- Voedselrijkdom (zand is voedselarmer dan humus; eikenschors is voedselarmer dan
schors van vlier)
- Vochtigheid. Hiermee hangt
ook samen: lichte/open en donkere/beschutte plaatsen.
Luchtverontreiniging, verdroging,
e.d. veranderen de groeiplaatsen van korstmossen. Ammoniak uit
mest bijvoorbeeld verhoogt de pH van boomschors ('ontzuring'),
omdat gasvormig ammoniak bij oplossen in water een basische
vloeistof vormt (ammonia).Het zorgt ook voor eutrofiëring van de
schors (omzetting van ammonium in nitraat door bacteriën).
Korstmossen reageren vrij snel
op veranderingen van het substraat. Hierdoor zijn ze bruikbaar
als meetinstrument voor luchtverontreiniging.
In Nederland bestaat op de
zandgronden al sinds 1988 een ammoniakmeetnet voor korstmossen.
Bijna 70.000 bomen worden elke vijf tot tien jaar bemonsterd. Het blijkt dat de
Utrechtse Heuvelrug, de Veluwe en Drenthe de schoonste gebieden
zijn wat betreft vervuiling door bemesting. Het noorden van
Nederland is relatief schoner dan het
zuiden.
Zwaveldioxide speelde tot in de
jaren tachtig een belangrijke rol bij het verdwijnen van veel
soorten korstmossen. Na 1980 werden in de industrie rookgasfilters
toegepast. Sindsdien gaat het een stuk beter met de Nederlandse
korstmossen. Een bepaald aantal soorten heeft zich sterk
uitgebreid, en er worden zelfs weer nieuwe soorten in Nederland
gevonden. Ammoniak is nu de grootste veroorzaker van de
achtergang van bepaalde soorten.
Verschillende soorten korstmossen worden onderscheiden door
verschillen in kenmerken. Bij hogere planten zijn de meeste
kenmerken goed met het blote oog zichtbaar. Bij korstmossen is
dit minder vaak het geval. Sommige soorten worden onderscheiden
op basis van een verschil in sporengrootte, ontwikkeling van de
ascustop, of een chemisch verschil. In die gevallen moet de
microscoop erbij gehaald worden, of moeten speciale chemicaliën
worden toegepast.
Maar determineren begint altijd
met makkelijke kenmerken: de groeivorm (korst, blad, struik,
baard), de aanwezigheid van voortplantingsorgaantjes (apotheciën,
soralen), de kleur van het thallus
. noem maar op. Ook
chemische kenmerken hoeven niet direct een probleem te zijn: voor
veel inhoudsstoffen zijn kleurreacties bekend met eenvoudige
reagentia (bijvoorbeeld: bleekwater kleurt het gyrofoorzuur uit
bepaalde Parmelia's rood). Veel soorten zijn al met het
blote oog of met een loep te determineren.
Voor wie verder wil gaan met het bestuderen van korstmossen is
een herbarium onmisbaar. Korstmossen kunnen zonder problemen
gedroogd worden bewaard, het beste gaat dat in papieren envelopjes.
Veel onopvallende soorten kunnen alleen thuis onder de microscoop
met zekerheid op naam worden gebracht.
Download een Powerpointpresentatie over
korstmossen.
Bekijk video's van lezingen op onze Facebook-pagina.
Nederlandse Veldgids
André Aptroot, Kok van Herk en Laurens Sparrius, 2024. Veldgids Korstmossen. Vierde druk. Met goede kleurenfoto's en
beschrijvingen van 410 soorten (de overige 200 soorten worden in de
beschrijvingen genoemd). Harde kaft. KNNV Uitgeverij, Zeist. Ook uitstekend
bruikbaar in Vlaanderen en het laagland van Duitsland en Denemarken.
Buitenlandse flora's
V. Wirth, M. Hauck & M. Schultz, 2013. Die Flechten Deutschlands.
Twee delen met 555 grote kleurenfoto's en 1000
verspreidingskaarten. Geschikt voor grote delen van Midden-Europa (Ardennen,
Duitsland, oostelijke helft van Frankrijk t/m Polen en Hongarije).
C.S. Smith, A. Aptroot, B.J. Coppins, A. Fletcher, O.L. Gilbert, P.W. James and P.A. Wolseley, 2009.
The Lichens of Great Britain and Ireland.
Voor gevorderden: weinig afbeeldingen, maar veel uitstekende
determinatietabellen en uitgebreide beschrijvingen van 1873
soorten. Bruikbaar voor NW-Europa. Geactualiseerde hoofdstukken kun je gratis downloaden op de website van de British Lichen Society
F.S. Dobson, 2023. Lichens - An Illustrated Guide to the British and Irish species. Toegankelijke
veldgids met beschrijving van 1000 soorten en veel kleine
kleurenfoto's en z/w tekeningen. Hiermee zijn alle algemene
korstmossen in Nederland te determineren en ook op vakantie in West-Europa
(Frankrijk, Denemarken, Zuidwest-Noorwegen, Noord-Spanje en Portugal) is het boek
bruikbaar. Bij de meeste soorten staan ook verspreidingskaartjes voor de Britse
eilanden en Ierland.